Wat staat er over zwangeren in de Arbowet?

In de Arbowet, het Arbobesluit en de Arbeidstijdenwet staan meerdere bepalingen over werkneemsters die zwanger zijn of borstvoeding geven en de risico’s die zij lopen. Kort samengevat komen deze bepalingen neer op het volgende.

Risico-inventarisatie en -evaluatie
De werkgever moet in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers beschrijven. Dit betekent onder meer dat hij bijzondere aandacht moet besteden aan risico’s waarvan bekend is dat ze schade kunnen toebrengen aan werkneemsters die zwanger zijn of borstvoeding geven of aan het (ongeboren) kind.

Organisatie van het werk

  • Tijdens de zwangerschap en de periode waarin de werkneemster borstvoeding geeft moet de werkgever het werk en de werkomstandigheden zodanig organiseren dat hiervan geen nadelige invloed uitgaat voor de (aanstaande) moeder of haar (ongeboren) kind. Dit kan ook inhouden dat de werkgever de werkneemster tijdelijk ander werk geeft of vrijstelt van werk.
  • De zwangere werkneemster heeft recht op maatwerk in de werkverdeling en de werktijden, extra pauzes (tot in totaal een achtste van de werktijd per dienst), regelmatige werk- en rusttijden en gelegenheid om met behoud van loon noodzakelijke zwangerschapsonderzoeken te ondergaan. De werkgever kan de werkneemster niet verplichten om meer te werken dan in de wet genoemde maximale aantallen uren per dienst en per week. Hetzelfde geldt voor werken in nachtdiensten, tenzij het echt niet anders kan. Deze rechten en verboden gelden tot 6 maanden na de bevalling.
  • De werkneemster die zwanger is of borstvoeding geeft, mag diverse specifieke werkzaamheden niet uitvoeren omdat ze lichamelijke belasting opleveren die nadelig is voor haarzelf of het (ongeboren) kind.

Voorlichting

  • De werkgever hoort tijdig doeltreffende voorlichting te geven over de bijzondere werkrisico’s die tijdens zwangerschap en borstvoeding van belang zijn.

Bijzondere faciliteiten

  • Voor werkneemsters die zwanger zijn of borstvoeding geven hoort op het werk een rustruimte met een bed of rustbank beschikbaar te zijn.
  • Een werkneemster die borstvoeding geeft, moet hiervoor in de eerste 9 maanden met behoud van loon het werk kunnen onderbreken. Deze onderbrekingen mogen samen tot een kwart van de werktijd per dienst beslaan. Ook moet de werkneemster waar nodig kunnen beschikken over een afsluitbare ruimte om borstvoeding te geven of te kolven. De ruimte moet zijn voorzien van een deugdelijk (al dan niet opklapbaar) rustbed of deugdelijke rustbank.

Verlof

  • De werkneemster heeft recht op 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit gaat uiterlijk 28 dagen voor de uitgerekende bevallingsdatum in en eindigt op zijn vroegst 42 dagen na de bevalling.

Deze link biedt toegang tot de volledige teksten over zwangerschap en borstvoeding in de genoemde wetten.