Kennis over ongewenst gedrag

Kennis over ongewenst gedrag houdt in dat alle betrokkenen weten wat ongewenst gedrag is, waar het zich kan voordoen, welke gedaanten het kan aannemen en hoe vaak het voorkomt. Daarnaast vormt inzicht in risicogroepen en –situaties de basis die nodig is om op de juiste plekken de juiste maatregelen te nemen. Dit zijn cruciale randvoorwaarden om tot een effectieve aanpak te komen van alle gedragingen die tot ongewenst gedrag worden gerekend: seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten, discriminatie en intimidatie. Zo’n aanpak is nodig, want ongewenst gedrag is een structureel risico; óók in de verzekeringsbranche.

Waarom?

Kennis over ongewenst gedrag is een cruciale randvoorwaarde om een effectieve aanpak voor het voorkomen en begrenzen van zulk gedrag te ontwikkelen. Het kost tijd en energie om deze kennis te verkrijgen.

Arbo-effecten

Op basis van de juiste kennis over ongewenst gedrag kunnen bedrijven en teams:

  •  ongewenst gedrag in kaart brengen;
  • gerichte acties ondernemen om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te voorkomen of te begrenzen.

Winstpunten en investeringen

Winstpunten

Een minder belastend en prettiger werkklimaat. Geen investeringen die neerkomen op weggegooid geld, maar de juiste inzet van de juiste middelen om ongewenst gedrag te voorkomen en aan te pakken.

Investeringen

De investeringen die nodig zijn om kennis over ongewenst gedrag te krijgen bestaan uit de tijd die nodig is om

  • af te spreken wat alle betrokkenen onder ongewenst gedrag verstaan;
  • onderzoek te doen naar ongewenst gedrag;
  •  informatie over ongewenst gedrag te verzamelen die al beschikbaar is.

Wettelijke eisen

Werkgevers moeten volgens de Arbowet een beleid voeren dat is gericht op het voorkomen – en in de gevallen waarin dat niet mogelijk is, beperken – van ongewenst gedrag. Ieder bedrijf hoort de risico’s op het gebied van ongewenst gedrag beoordelen in de verplichte risico-inventarisatie en –evaluatie, en op basis hiervan maatregelen te nemen. In die RI&E moet expliciet gekeken worden naar ongewenst gedrag, waarbij de werkgever maatregelen dient te ontwikkelen voor de beheersing van dit risico. Werknemers die een verhoogde kans hebben om met ongewenst gedrag te maken te krijgen, moeten voorlichting en onderricht krijgen over de risico’s en de maatregelen die deze risico’s moeten voorkomen of beperken. Ook werknemers hebben plichten. Zij moeten meewerken aan aangeboden voorlichting en onderricht. En als zij ongewenst gedrag zien dat kan leiden tot gezondheidsschade, moeten zij dat melden aan de werkgever of leidinggevende.

Aanbevelingen

  • Stel met alle betrokken partijen in het bedrijf vast welke gedragingen onder ongewenst gedrag vallen. Een goede definitie biedt de basis die nodig is voor een effectieve aanpak. Stel tegelijkertijd vast wat juist geldt als gewenst gedrag. Om zichtbaar(der) te maken in hoeverre ongewenst gedrag voorkomt in je organisatie kan je vragen hierover opnemen in een medewerkersonderzoek. De vragen uit de NEA (Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden) over ongewenst gedrag kan je daarvoor gebruiken.
  • Zorg dat aan de hand van een RI&E, een risicoanalyse, een zelfinspectie of andersoortige meting of onderzoek duidelijk is:
    –  waar ongewenst gedrag in de organisatie voorkomt;
    –  in welke mate zulk gedrag zich voordoet;
    –  wie tot de risicogroepen behoren.
  • Maak een risicogroepenmatrix, waarin betrokkenen in het bedrijf kunnen zien wie de risicogroepen zijn. Vul deze matrix aan met een beschrijving van de risico’s.
  • Zorg voor voldoende detailniveau in de analyse, vooral op het gebied van functiegroepen en de plaats van werken. Voorbeeld: Stel bijvoorbeeld dat slechts 10% van de personeelsleden contacten met externen heeft. Als dan volgens het onderzoek 2% van alle werknemers aangeeft dat zij door externen worden geïntimideerd, betekent dit feitelijk dat in de specifieke groep van werknemers met externe contacten liefst 20% met dergelijk gedrag te maken heeft. Dit onderstreept de noodzaak om risico’s te analyseren op het niveau van functiegroepen of de plaats van werken. Zie hiervoor de pagina over specifieke functies.
  • Houd er rekening mee dat ongewenst gedrag zowel intern (tussen werknemers onderling) als extern (bij contacten met klanten en bezoekers) kan voorkomen. Richt de analyse op beide groepen.

Tips

Voor leidinggevenden

  • Bekijk op basis van de werkzaamheden van het team wat het belang is van kennis over ongewenst gedrag binnen het bedrijf. Het is vooral belangrijk om goed zicht te hebben op risicogroepen.
  • Overweeg om voor het eigen team ook een risicogroepenmatrix te maken van functies en bijbehorende risico’s. Dit biedt goede mogelijkheden om daar gericht maatregelen aan te koppelen.

Voor arboprofessionals of P&O-adviseurs

  • Angst is net als blijdschap, woede, verdriet en trots een emotie die in elke organisatie voorkomt. Angst is niet altijd een belemmerende emotie; angst kan ook activerend, motiverend en productief zijn. Zonder angst is er ook geen uitdaging. Met de Quickscan-Angstcultuur krijg je een eerste indruk van de rol die angst speelt in de organisatie waarin je werkt.

  • Gebruik de zelfinspectietool Ongewenst gedrag van de inspectie SZW. Deze tool laat werkgevers naar hun eigen organisatie kijken, zoals een inspecteur dat doet.

Extra info

  • Wie een indruk wil krijgen van de mate waarin ongewenst gedrag binnen de verzekeringssector voorkomt, kan cijfers over ongewenst gedrag binnen de financiële dienstverlening raadplegen. De gegevens van deze sector liggen dicht bij de getallen voor het verzekeringswezen.
  • Er zijn nog diverse andere manieren om aan gedegen informatie te komen:
    • een verdiepende RI&E laten uitvoeren door de arbodienstverlener;
    • onderzoek laten uitvoeren door een deskundige op het terrein van ongewenst gedrag;
    • werk maken van een werknemersenquête;
    • een rondgang maken in het gebouw om aan het bedrijfspand verbonden risico’s in kaart te brengen;
    • gegevens uit incidentenregistratie raadplegen;
    • een (geanonimiseerde) rapportage vragen van vertrouwenspersonen, of de bedrijfsarts. Let op: in de praktijk komt bij de incidentenregistratie en de vertrouwenspersoon vaak alleen het topje van de ijsberg binnen; vorm het beeld dus niet enkel op basis van deze gegevens.